
DE TOOVERLANTAARN
De tooverlantaarn is ons gistren vertoond;
Wat was dat een prachtig spektakel!
Het heeft ook wel meer dan twee uren geduurd;
Voor kleintjes geleek 't een mirakel.
Eerst stond hun die donkere kamer niet aan;
Maar weldra verschenen er leeuwen,
Hijena's en tijgers, wolvinnen en meer;
't Klein zusje begon haast te schreeuwen.
Jan Klaassen, Pierrot gaven meerdere pret,
Gelijk ook dat glas met soldaten;
Het was zoo bedrieglijk, als leefde de troep;
't Mankeerde nog maar dat zij praatten.
Het molentje heeft met zijn wieken gedraaid;
Van 't wagentje draaiden de wielen;
Soldaten, zij schoten hunn' snaphanen af,
Waardoor er twee vijanden vielen.
Een man nam zijn hoed af en't vrouwtje dat neeg,
Terwijl zij elkander passeerden.
Het ging al heel kunstig; mij trof bovenal
Soldaten, die heusch exerceerden.
Het werd door oom Gerrit zoo aardig vertoond,
Als hij maar wat zei, lachten allen;
Hij heeft het met geestigheid heerlijk gekruid,
Is nooit in het laffe vervallen.
De tooverlantaarn maakt verheugd, blij te moe.
Een tooverlantaarn wensch ik allen u toe!