Het valt mij op
dat ik nog steeds soms in gesprekken
het woordje 'wij' zeg als ik 'ik' bedoel;
het over 'onze tuin' heb, waar het nu toch
niet 'onze', maar 'mijn' tuin zou moeten zijn.
ik ben nog niet
gewend dat er, na al die jaren samen,
alleen nog maar een 'ik' is in dit huis.
Dat 'wij' en 'onze' nog slechts past in zinnen
die over ons gaan in vergangen tijd.