Walt Disney had een droom. Iedereen lachte hem daarom uit. Een avondvullende tekenfilm.... dat kon toch helemaal niet. De mensen zouden weglopen tijdens de voorstelling. Ze zouden hoofdpijn krijgen van de felle kleuren. Het zou niet lukken genoeg grappen te verzinnen om zo'n lange film mee te vullen. Maar Disney geloofde in zijn droom en hield vol. Hij had de tijd een beetje mee. In het begin van de jaren dertig was er een ernstige recessie en veel talentvolle animatietekenaars waren werkeloos en blij dat zij werk konden vinden in dit groot opgezette project. Hij slaagde er in de beste muziek- en tekstschrijvers aan zich te binden. Al snel had hij een ploeg van zo'n driehonderd mensen om zich heen die onder zijn bezielende leiding hun beste krachten gaven aan de film.
Al snel werd het budget voor de film ruimschoots overschreden. Disney nodigde een bankier uit en liet hem de film zien, of beter, wat er van klaar was; veel scènes waren nog in het potloodschetsenstadium. Disney zong er soms zelf de bijbehorende liedjes bij. De bankier liet uit niets blijken dat het hem aansprak. De spanning was te snijden toen hij de projectieruimte verliet. Vlak voordat hij in zijn auto stapte zei hij: 'U gaat rijk worden met deze film.' De financiering was rond.
Een paar weken voor de première werd er nog keihard aan de voltooiing van de film gewerkt. Het publiek stroomde toe, lachte uitbundig om de grappen en grollen van de dwergen en liet de tranen rijkelijk stromen toen Sneeuwitje levensloos in haar glazen kist lag en de dwergen haar beweenden. Nooit eerder was het gelukt zoveel gevoel in een tekenfilm te stoppen. De toeschouwers reageerden dol-enthousiast. De droom van Disney was uitgekomen. Net als de droom, - Someday my Prince will come -, van Sneeuwwitje.