dinsdag 19 januari 2010

Toen was geluk..... (9)

Leveranciers
Mijn oom Cor had een kruidenierswinkel. Eén keer in de week ging hij 's avonds bij zijn klanten langs om te 'horen'. Hij noteerde dan in een boekje wat men nodig had en bracht dat één of twee dagen later bij hen thuis (het z.g. 'brengen'). Overdag stonden hij en tante Nies natuurlijk in de winkel, deden de inkopen en hielden de administratie bij. Het was ook niet ongewoon dat er 's avonds nog werd aangebeld door mensen die nog wat nodig hadden. Kortom, het was hard werken voor een middenstander.

Zondags ging hij tweemaal naar de kerk en werkte niet. De sigarettenautomaat die buiten aan de voorgevel hing werd helemaal leeggehaald en op maandagmorgen weer gevuld. Wanneer verslaafden bij hem aanbelden omdat ze 'zonder zaten' was hij onverbiddelijk. Op zondag werd er niet verkocht. Punt uit.

Ik was altijd onder de indruk van de enorme 'rijkdom' die daar opgestapeld was, wanneer ik samen met mijn neefje in het magazijn achter de winkel mocht spelen. Dozen, kratten, tonnen vol artikelen waar gewone mensen er maar één of twee van haden thuis. Neefje kreeg weinig aandacht van zijn ouders vanwege de drukte, en was dus altijd dolgelukkig als ik kwam spelen. Tussen de pakken Radion en flessen Lodaline gaf ik goochelvoorstellingen voor zijn vriendjes. Een kruidenier verkocht overigens alleen kruidenierswaren. Voor groenten, brood of vlees moest je resp. naar de groentenboer, bakker of slager gaan. De kruidenier zou zelfs geen tijdschrift verkopen. Dat heette 'branchevervaging' en dat was een doodzonde. Je kwam daarmee aan de boterham van een andere middenstander.

Tussendoor-boodschappen deden wij bij de dichterbij gelegen kruidenierswinkel. Het was normaal dat je het 'liet opschrijven'. De winkelier hield de bedragen bij in een boekje en werd, als hij geluk had, om de paar weken betaald. Vaak lieten klanten het bedrag zo hoog oplopen dat de winkelier het wel uit zijn hoofd liet om de klant te weigeren, want dan was hij de openstaande schuld immers al in ieder geval kwijt. Ik herinner mij nu nog hoe ik op een keer voor mijn moeder een fles bleekwater moest halen. De kruidenier overhandigde mij een fles en zei: 'alsjeblieft, een fles chloor.' Ik protesteerde: 'Nee, ik moest bleekwater hebben.' Iedereen in de volle winkel begon ontzettend te lachen en ik werd vuurrood van schaamte. wist ik veel dat dat hetzelfde was.

Onze groenteboer kwam met een paard en wagen langs de deur. Op een gegeven moment was de zaak overgenomen door een knecht. Toen ik hem later weer eens zag had hij een houten poot. Net zo een als de piraten in een jongensboek. Echte protheses waren er waarschijnlijk toen nog niet en zeker niet voor een eenvoudige groenteboer. Toen ik mijn ouders naar de oorzaak vroeg kreeg ik, zoals altijd in dat soort gevallen, een ontwijkend antwoord. Mijn tere kinderziel moest ontzien worden. Later hoorde ik de waarheid. Saam, de groenteboer was gewend om zijn paard, wanneer het niet snel genoeg wilde doorlopen, met zijn geklompte voet een gemene trap in de flank te geven. Dat gebeurde vaak meerdere malen per dag. Totdat het beest het op een keer zat was en een even gemene trap teruggaf. Dat kostte Saam zijn onderbeen. Jammer dat mijn ouders het me toen niet eerlijk verteld hebben. Met zo'n 'eigen schuld, dikke bult verhaal' kan een kind immers heel goed leven?!

Ook de bakker en de melkboer kwamen dagelijks aan de deur. De slager niet, die had een winkel. Middenstanders in die tijd werden altijd uitgezocht op hun politieke of, meer nog, religieuze achtergrond, en niet op kwalitiet. Mijn moeder liep altijd te klagen dat de slager haar weer beduveld had, maar ja..... hij was bij hun kerk en zat altijd op de eerste rij, dus een andere slager nemen was geen optie.