De zondagmorgen is voor mij traditioneel het tijdstip dat ik gewapend met stofdoek, - zuiger en nog wat schoonmaakspullen de benedenverdieping te lijf ga. Dat was al zo toen Ans nog leefde en dat doe ik nog steeds. Die regelmaat hou ik er in, want mannen hebben nu eenmaal de eigenschap dat zij minder snel 'vuil' zien dan vrouwen. Als mannen louter afgaan op hun gezichtsvermogen wordt het al gauw een zootje en dus is het voor mij veiliger gewoon de kalender te laten bepalen wanneer ik aan een schoonmaakbeurt toe ben.
Waar ik toen al, en waar ik nu nòg van geniet is het moment dat het klaar is. Geen stofje meer op de kast te bekennen, planten uitgeschud en dode blaadjes opgeruimd, rondslingerende administratie, folders en tijdschriften weggestopt, een vergeten theekopje opgeruimd, stoelen in het gelid, een verdwaalde sok teruggevonden, kussens op de bank waar ze horen, alles perfect!
Met voldoening en genoegen overzie ik de huiskamer, wetend dat deze toestand maar kort zal duren. Voordat we een uurtje verder zijn kun je al weer zien dat hier iemand woont. En zo hoort het ook natuurlijk. Maar dat korte moment, even alles schoon, even alles netjes, even alles ordelijk, dat korte moment blijf ik koesteren.