Ik heb het uit, dat mooie boek van Suzanna Jansen: Het Pauperparadijs. Het is een boeiende en aangrijpende familiegeschiedenis die het leven beschrijft van de vijf generaties die haar voorgingen. Die geschiedenis voerde haar al snel naar het Drentse Veenhuizen, vanouds een plek waar armen, drankverslaafden en thuislozen werden opgeborgen.
Ik dacht altijd dat 'Veenhuizen' slechts een plek was waar mensen die zich misdragen hadden werden opgesloten, maar de werkelijkheid bleek heel anders. De 'gestichten' waren opgezet om de armen uit onder meer de grote steden een plek te bieden waar hen zou worden bijgebracht hoe zij hun leven zouden kunnen verbeteren. Ze moesten leren weer zelfstandig te worden en op eigen benen te kunnen staan. Van die idealen kwam helemaal niets terecht. De armen lieten zich niet zo gemakkelijk verplaatsen naar een streek die voor hen even vreemd was als Afrika, en hoe konden deze mensen leren zelfstandig te worden als zij vanaf de eerste minuut dat zij daar aankwamen, gevangen zaten in een militaristische discipline? Bovendien werden de mensen door hun verblijf in 'Veenhuizen' voor het leven getekend en konden alle hoop op enige verbetering in de toekomst wel laten varen. Wat begon als een goed plan om de onderklasse te verheffen, veranderde al snel in een fuik waaruit slechts weinigen wisten te ontsnappen.
Het is bijna niet voor te stellen, de treurige omstandigheden waaronder deze mensen moesten leven. Niemand die er echt iets aan deed. Men geloofde dat deze sloebers door hun geboorte al een minder slag mensen was, een gedegenereerde soort. Men geloofde dat zij er zelf voor kozen om dit armetierige leven te leiden en, het ergst van alles, dat God de armen had voorbestemd voor dit vreselijke lot en dat zij, de rijken, niet op de stoel van de Almachtige mochten gaan zitten om daar verandering in te brengen. De standen waren van God gegeven.
Ik ben er heel veel jaren geleden een keer geweest, in het museum daar, en herinner mij slechts de rechthoekige metalen kooien waarin de mensen sliepen. Zo groot als een bed met nog een paar stappen ruimte om je aan- en uit te kleden. Het leek mij 'bij de beesten af', maar in het boek lees ik dat de kooien door de mensen zelf als een verbetering werd ervaren. Daarvoor sliepen zij, dicht naast elkaar, in hangmatten die overdag werden opgehesen om meer ruimte te krijgen. Die kooi gaf hen tenminste nog enig gevoel van privacy.
'Het Pauperparadijs' is een geweldig boek, dat ik iedereen aan kan raden te lezen.
(Foto slaapkooien: Gevangenismuseum Veenhuizen.)