Ik zag veel ogen daar die avond
soms vochtig glanzend, vol met zachte tederheid
soms twinklend, door de kleine lampjes die daarachter brandden
soms ogen vol met passie, hartstocht, vol verlangen, pak me dan.
Ik zag daar ogen met de warmte van een knisprend houtvuur
ogen die vroegen, ogen die gaven, ach, wat is het verschil?
ogen waar 't plezier in sterretjes vanaf sprong.
ogen gevuld ook met een stil verdriet.
Dat was, ik was dus, wat mijn ogen daar toen zagen,
want ogen zijn niet slechts een spiegel van de ziel.
ik was het zelf, weerspiegeld in die ogen.
ik zag die avond in die ander ook mezelf.