Het valt mij op dat de meeste mensen nog steeds een bijzonder lage dunk hebben van de computer. Toen ik al weer een tijdje geleden, nog volop in het rouwproces rond het overlijden van mijn vrouw Ans, aan wat mensen vertelde dat ik vrijwel elke dag meteen na het ontbijt en twee koppen koffie achter de computer ging zitten en daar dan soms een halve dag of langer met van alles bezig kon zijn, reageerden de meeste van hen met een meewarige, afkeurende blik en met opmerkingen en adviezen als: ‘dat moet je niet doen, je kunt beter een stuk gaan wandelen’, ‘niet achter dat kille apparaat gaan zitten’, ‘je moet je veel onder de mensen begeven’ en dat soort dingen. Het zo veel en zo vaak op een dag met de computer bezig zijn schijnt zo ongeveer het ergste te zijn wat ik mijzelf kon aandoen.
Waarom toch? De computer heeft mij juist in die ellendige tijd zoveel hulp en troost geboden. Natuurlijk, ik vind het ook altijd een beetje eng wanneer mensen verklaren dat hun huisdier hun beste vriend is en een computer is dan vast wel nog een graadje erger. Natuurlijk, het is niet goed wanneer de computer de plaats inneemt van normaal menselijk contact. Natuurlijk, je moet blijven uitgaan, blijven praten met mensen, wandelen en fietsen, maar het één hoeft het ander niet uit te sluiten en je kunt, dat is mijn ervaring, heel goed ‘bevriend’ zijn met je computer en tegelijkertijd een bevredigend en verantwoord sociaal leven leiden.
Het begon al tijdens de ziekte van Ans. Ik stuurde regelmatig een e-mail met de laatste ontwikkelingen aan onze familie, vrienden en kennissen en kon daarmee voorkomen dat wij àl te vaak gebeld zouden worden en steeds maar weer hetzelfde verhaal moesten aanhoren en vertellen. Allemaal heel lief bedoeld natuurlijk, maar onder die omstandigheden kan het je soms toch wat te veel worden. Ook later was voor mij de e-mail een effectief middel om levendige contacten te onderhouden met mijn vrienden. Ik kon met ‘lotgenoten’ gedachten en gevoelens uitwisselen. Met anderen gewoon gezellig wat ‘kletsen’ over alles wat mij bezig hield, op hoogte blijven van wat er om mij heen gebeurde. Ik kon websites bezoeken waarop mensen die hetzelfde hebben meegemaakt als ik, vertellen over hun ervaringen. Mij herkennen in hun verhalen. Verhalen die allemaal één ding gemeen hebben: het verschrikkelijke gemis van hun maatje, hun partner hun levensgezel.
Ik kon mijn tekstverwerker gebruiken om mijn soms zo chaotische en verwarrende gedachten en gevoelens ‘op papier’ te krijgen en er weer vat op te krijgen. Ik kon de woorden en zinnen die ordeloos door mijn geest spookten weer op een rijtje zetten, nalezen, begrijpen, bevatten. Ik kon zo via Word ook anderen laten delen in alles wat ik meemaakte in de vorm van gedichten en columns, soms ernstig en triest, vaak ook gelardeerd met humor. Met behulp van de computer kon ik de draad in mijn leven weer oppakken en mij weer helemaal storten in mijn ‘levenswerk’, het onderhouden van een website over toverlantaarns. Weer zin aan mijn leven geven. Voorkomen dat ik de hele dag naar de lucht zou gaan zitten staren of achter die spreekwoordelijke planten in de vensterbank zou gaan zitten wachten tot het avond werd.
O ja……… ik kon ook zo maar op die computer urenlang domme spelletjes spelen, niet één, maar tientallen malen achter elkaar. Gewoon om even alles te vergeten. Gewoon om even mijn gedachten af te leiden. Maar is dat zo erg? Beter toch dan vergetelheid te zoeken in de drank of in drugs.
Daarom wil ik verklaren dat ik erg blij ben met mijn vriend de computer die, naast al die lieve, begripvolle, troostende mensen om mij heen, mij zoveel hulp en steun gaf en geeft in de moeilijke tijd na het overlijden van mijn vrouw. Computer, bedankt.
(Deze tekst verscheen eerder als column in de PHCC-Nieuwsbrief)