Hij had het al eens eerder geprobeerd, mijn grootvader Cornelis. Al eerder had hij de vader van de mooie, zeventienjarige Adriana om de hand van zijn dochter gevraagd, maar toen werd hij gewogen en te licht bevonden. Hij hield echter vol en op 3 mei 1908 stuurde hij nogmaals een brief naar de heer Hendrik Kubly, hoffourier aan het paleis van H.M. koningin Wilhelmina:
Hiermede neem ik de vrijheid U eens te herinneren aan mijn schrijven van verleden jaar, misschien zult U het zich niet meer herinneren, n.l. mijne bedoelingen met Uwe dochter. Daar ik mij nù in staat acht, om de hand Uwer dochter te kunnen vragen, zou ik gaarne de eer hebben daarover a.s. Zondag met U en Uwe vrouw te komen spreken. Hopende dat het U niet ongelegen is en U nù een gunstig antwoord voor mij gereed zal hebben, teeken ik.....
Ditmaal had hij succes. Hij kon op 9 sept. met zijn Adriana Jacoba trouwen. Helaas werd hij slechts 30 jaar oud, waardoor het huwelijk maar 9 jaar duurde. In die tijd kwamen er vier kinderen. Eén daarvan was mijn vader.