maandag 15 februari 2010

Genealogie.

Vrijwel iedereen die begint met onderzoek naar zijn familie, hoopt toch wel een beetje te ondekken dat hij nog van adel is, of dat er bekende personen uit de geschiedenis in zijn familie voorkomen. In verreweg de meeste gevallen blijkt dat niet zo te zijn. Niet zo verwonderlijk, want het grootste deel van de mensheid bestaat nu eenmaal uit aardige, prima, goedwillende, maar 'heel gewone' mensen. Ook mijn voorvaderen waren van die heel gewone, hardwerkende mensen. Geen baronnen of graven, maar kuipers en timmerlieden. Geen Michiel de Ruyter of Aletta Jacobs, maar een Pieter de Roo en een Pleuntje van der Werve.

De oorsprong van mijn familie ligt in Schiedam. Tot omstreeks 1910 stond alles in Schiedam in het teken van de uit kleine bedrijven bestaande moutwijn-industrie. Op haar hoogtepunt, in 1883, waren 3500 Schiedammers hiervan afhankelijk en ook de meeste van mijn voorvaderen uit die tijd verdienden hun schamel inkomen voornamelijk in de jenever. Ik ontdekte nog een tweede tak van mijn familie in Schiedam en kwam er achter waarom die twee zo'n gescheiden bestaan leidden: die tak was Rooms en mijn eigen familie was, net als bijna de hele Schiedamse bevolking, protestants, Nederlands Hervormd om precies te zijn, en die twee geloofsuitingen verdroegen elkaar slecht.

Dieper gravend in het familieverleden ontdekte ik dat enkele generaties daarvòor hun brood verdienden op zee, in de scheepvaart, als schipper, of hooghbootsman. Ook dat komt overeen met de geschiedenis van Schiedam, want in de zeventiende eeuw moest de bevolking daar het voornamelijk hebben van de haringvisserij en de vrachtvaart. De jenever kwam pas later. Over één van mijn voorvaderen, geboren in 1644, lees ik in Notariële Bronnen van Schiedam:

Schipper Adriaen Adriaenz de Roo zat omstreeks 1683 in Turkse gevangenschap. Zijn echtgenoot Jannetje Jans bezocht op 5 sept. de notaris i.v.m. een machtiging tot ontvangst van verzekeringsgelden. Ariaen verklaart later, op 14 febr. 1698 op verzoek van Arien Teunisz Grobber, dat 'deze in 1682 als kok met hem meegevaren is naar St Tubes op het schip "De Aeckerboom" en dat op de terugreis hun schip door een kaper uit Tunis is veroverd en dat de voorn. Grobber eerst voor kort uit de slavernij is losgelaten.'

Dat soort ontdekingen zijn toch wel de krenten in de pap, natuurlijk. Die maken van een droge, genealogische opsomming opeens een spannend jongensboek.