Gisteren draaide de op film opgenomen opera Tosca van Puccini hier in de bioscoop. Ik was erbij en heb er met volle teugen van genoten. Niemand minder dan Angela Georghiu zong de hoofdrol en alles was opgenomen in het Royal Opera House in Londen, een gebouw waarbij vergeleken onze Stopera een boerenschuur is. Een prachtige shot van achteruit de zaal naar het doek gaf je al meteen aan het begin de illusie erbij aanwezig te zijn, want de bioscoopzaal vormde als het ware een verlengde van de zaal in het Opera House. Dat gevoel er live bij te zijn bleef de hele voorstelling aanwezig, zodat je steeds na een prachtig gezongen aria bijna vanzelf mee wilde gaan klappen met het opzwellende applaus. Ook bij het open doekje aan het einde, kreeg je de neiging op te staan en enthousiast mee te klappen en bravo te roepen. Maar dat doe je dan niet, want wie gaat er nou zitten klappen voor een bioscoopscherm?!
Hoewel..... Een goede kennis van mij, een echte filmliefhebber, zal aan het eind van een film altijd blijven zitten totdat de hele aftiteling voorbij is. Wanneer veel andere bezoekers al weer buiten hun sigaret aansteken, zit hij er nog. Gewoon, uit respect voor de mensen die de film gemaakt hebben. Dat er niemand van de filmmakers is die het ziet, deert hem niet. Eigenlijk vind ik dat helemaal niet zo gek. Ik heb mezelf inmiddels die gewoonte ook enigszins eigen gemaakt, ook al omdat mij gebleken is dat het een aangename, want geleidelijke, overgang is van de wereld van het witte doek naar de wereld buiten.
Nu is het wel zo dat sommige filmmakers het mij wel heel moeilijk maken. Sommige aftitelingen gaan eindeloos door, omdat echt iedereen genoemd wordt. Wanneer ze zijn aangekomen bij de mevrouw die het stofdoekenmandje heeft gevuld dan haak ik af. Maar eigenlijk was dat applaus voor het scherm dus nog helemaal niet zo gek geweest.