Al op de Lagere School, zoals dat toen nog heette, had ik al een bloedhekel aan de gymlessen. Ik werd al onpasselijk van de geur van gymschoenen vermengd met verschaald jongenszweet. Wanneer er twee groepen gevormd moesten worden voor trefbal was ik steevast de laatste die gekozen werd. Ik ervoer dat niet als vervelend of vernederend, maar kon er alle begrip voor opbrengen. Aan mij hadden ze immers toch niets en ach, ik had weer andere kwaliteiten. Later, op de Kweekschool, slaagde ik er in om een heel jaar weg te blijven van de gymlessen. Toen ik het daaropvolgende jaar noodgedwongen wel mee moest doen, heb ik mij aan de gymleraar voorgesteld als zijnde een nieuwe leerling.
Mijn aversie werd nog versterkt toen ik tijdens een voetbalwedstrijd van zeer korte afstand een bal in mijn kruis getrapt kreeg. Daarna bestond mijn activiteit op het voetbalveld er voornamelijk uit te proberen zo ver mogelijk bij die bal vandaan te blijven. Van al die rare spelregels begreep ik ook niets. Buitenspel? Was het maar waar. Ik stond toch gewoon op het veld?!
Ook op het ijs ging ik het niet maken. Ieder jaar probeerde ik het. Steeds weer opnieuw achter een stoel met die Nooitgedacht doorlopers waarvan de oranje banden zo strak geknoopt waren dat je tenen er af vielen. Steeds wanneer ik de slag enigszins onder de knie kreeg viel de dooi weer in en moest ik het volgende jaar weer helemaal opnieuw beginnen. Aan mijn schaatscarrière kwam een definitief einde toen ik in de sloot bij ons achter door het ijs zakte. Daar kwamen toen nog alle rioleringen op uit, dus dat was geen feest.
Toen ik mij een keer tijdens een logeerpartij bij familie liet overhalen een voetbalwedstrijd op de tv te volgen viel ik halverwege de wedstrijd in slaap, en dat terwijl deze wedstrijd nu nog door veel liefhebbers wordt gememoreerd als zijnde een heel bijzondere. Ook nu nog is het eenmaal noemen van het woord 'sport' op de televisie al voldoende om mij bliksemsnel naar de afstandbediening te laten grijpen.
Ik had een hekel aan sport, maar wel het meeste aan competitiesport. Waarom zou ik in hemelsnaam moeten wedijveren met anderen? Ik deed gewoon wat ik kon en dat was mij genoeg. Waarom zou ik mij uit de naad moeten rennen om nul komma zoveel seconden sneller te zijn als een ander? Het is een leefwijze voor mij geworden: ik doe wat ik kan en dat is mij genoeg. En dat geeft een hoop rust.
En nu dus naar de sportschool! Wat moet dat in hemelsnaam worden?????