De basis van de jenever, de moutwijn, komt vrijwel allemaal uit één en dezelfde fabriek in Belgie. In Nederland wordt die moutwijn dan vermengd met eventueel wat kruiden en water, er wordt een etiket op de fles geplakt waarop uitgebreid wordt beschreven hoe 'ambachterlijk' en 'zuiver' het product is, en dat is het zo ongeveer. Niet zelden ontbreekt zelfs de moutwijn helemaal en is het slechts een mengsel van alcohol en water, wat ons als jenever verkocht wordt. Die alcohol wordt vaak ook al niet eens meer bereid uit granen, maar uit suikerbietenpulp. Jeneverbessen, die toch de karakteristieke smaak aan de jenever zou moeten geven, hoeven er ook al niet in te zitten. Vaak laat de fabrikant ze dus maar weg.
Het is uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk, een jeneverfabriek te bezoeken. Zoals te begrijpen valt, vindt de fabrikant het niet prettig wanneer de gebruiker, die soms zweert bij een bepaald merk, dit allemaal weet. Slechts bij één bedrijfje, waar alles nog op authentieke wijze met de hand gestookt en gedestilleerd werd, 'De Ooievaar' in Amsterdam, was de cameraploeg welkom, maar ook hier bleek, nogal teleurstellend, de belangrijkste grondstof van de jenever, de moutwijn, toch ook weer uit die fabriek in Belgie te komen.
Het is een triest verhaal. Pakweg twaalf euro betalen voor een fles water met wat alcohol. De overheid doet niet moeilijk, want zij vangt zo'n negen euro aan accijns op die fles. M'n voorouders, nog echte handwerklieden, zouden zich in hun graf omdraaien als ze het wisten.