Ik heb op deze Blog al eens eerder *) geschreven over het Drentse Veenhuizen; dit naar aanleiding van het boek 'Het Pauperparadijs' van Suzanna Jansen. Vele jaren geleden was ik daar, op de fiets rondtrekkend door Nederland, een keer min of meer per ongeluk terecht gekomen en een bezoekje aan het plaatselijke museum had toen een diepe indruk op mij gemaakt. Niet in de laatste plaats vanwege de metalen kooien, voorzien van niet veel meer dan een eenvoudige hangmat, waar de wezen, vondelingen, dronkenlappen, landlopers en daklozen, hier verpleegden genoemd, de nacht in door moesten brengen. Ik was dan ook blij dat ik vorige week met een excursie mee kon naar dit unieke dorp in het Noorden.
Door een gelukkig toeval was de schrijfster Mariët Meester voor de voorbereiding van een nieuw boek voor enige tijd teruggekeerd naar de plek waar zij was opgegroeid en door een ander gelukkig toeval kende zij de organisator van de excursie en de laatste had daardoor kunnen regelen dat zij speciaal voor ons een lezing zou houden in de Koepelkerk van het dorp. Mariët is de dochter van de toenmalige hoofdonderwijzer, die, hoe kan het anders, Meester Meester werd genoemd.
Mariët Meester, die inmiddels twee boeken heeft geschreven over Veenhuizen en bezig is met het derde, had aanvankelijk niet in de gaten dat de plek waar zij was opgegroeid, zo bijzonder was. Zo bijzonder dat je er een boek over zou kunnen schrijven. Gelukkig dat zij het toch is gaan doen. Haar eerste boek over Veenhuizen was 'De Eerste Zonde', waarin een meisje van twaalf er achter komt dat een van de gedetineerden zich van het leven wil beroven en zij hem probeert te redden door het uitwisselen van briefjes tijdens de kerkdienst. Het grappige is dat ik het verhaal kende, maar mij niet herinnerde het boek gelezen te hebben. Ik was er vrijwel zeker van dat ik de verfilming ervan gezien had, zo helder stonden bepaalde gebeurtenissen mij voor ogen. Die verfilming bestaat echter (nog) niet. Dit is, lijkt mij, een bewijs dat Mariët haar boek heel goed en beeldend geschreven heeft. 'Meesterlijk' zou ik zeggen als dat niet een wat al te flauwe woordspeling was.
Hoe leer je een gemeenschap beter kennen dan door de verhalen van degenen die er als kind gewoond en geleefd hebben? Het was echt een voorrecht en een cadeautje dat we haar herinneringen hier op deze plek uit haar mond konden beluisteren.
Veenhuizen was min of meer een 'staat in een staat' met zijn eigen regels en leefwijzen. De normale verkeersregels waren hier niet geldig; je kon gerust zonder licht fietsen. Met z'n zessen naast elkaar als je dat wilde. Jongens reden al ver voor hun achttiende rond in een auto. Zolang je maar op het grondgebied van Veenhuizen bleef, kon dat. Aan de grootte van de huizen kon je, net als bij een militair aan de sterren en strepen, precies de rang, stand en waardigheid van de bewoners aflezen. Na iedere promotie kreeg je een wat groter huis; het hoogste dat je kon bereiken was een groot wit huis van 10 bij 10 bij 10 meter met een rode beuk in de tuin. Keerzijde van deze geleidelijke opwaardering was dat, wanneer iemand zijn werk verloor, door overlijden of pensioen, de familie ogenblikkelijk het huis moest verlaten. De grotere huizen hadden allen namen die een stichtelijke boodschap uitstraalden als 'Werk en Bid', 'Zorg en Vlijt', 'Arbeid is Zegen', of 'Leering door Voorbeeld'. Het hospitaal heette 'Vertrouw op God', wat al gauw door de bevolking verbasterd werd tot 'Gauw bij God'.
Mariët weet al waar zij begraven zal worden. Er waren toentertijd drie Gestichten in Veenhuizen. De begraafplaats werd vaak 'Het Vierde Gesticht' genoemd. De inwoners hadden als voorrecht dat je daar gratis begraven kon worden. Dat voorrecht is nu opgeheven, maar een paar jaar geleden konden haar ouders zich hier nog voor opgeven. Dat gold ook hun kinderen en eventuele partners, en ja..... zo'n voordeeltje laat je toch niet lopen?!
*) maandag 7 december 2009.