zaterdag 2 november 2013

Ze heette dit keer Marieke.

Kort geleden ben ik er een weekje tussenuit geweest. Kleine vakantie in Holten.

Vrijdagmiddag ging ik vroeg van huis. Volgens de Reisplanner zou ik zo'n kleine twee uur later het door mij gehuurde huisje kunnen binnengaan. Het liep echter allemaal anders. De borden op het station gaven het al aan: tussen Apeldoorn en Deventer zouden voorlopig geen treinen rijden. Aangeraden werd via Zwolle te reizen. Er waren bussen ingezet. Geen leuk bericht wanneer je daar staat met een loodzware trolley vol bagage. In de internationale trein naar Duitsland, waarmee ik tot Deventer kon reizen, werd omgeroepen dat ook deze trein via Zwolle zou gaan. Daar zou hij niet stoppen. Nou ja, dacht ik, dan hoef ik daar in ieder geval niet over te stappen en te zoeken. Gewoon een stuk later in Deventer, dat was nou ook weer niet zo'n ramp.

Maar, bij de NS kan het altijd nog erger. Dicht bij Zwolle, bij 't Harde, stopte de trein onverwacht aan het perron. Mededeling door de luidsprekers: er stond een defecte goederentrein op het traject en daar konden we niet omheen. Deuren open. Bellende mensen. Rokende mensen. Vragende mensen. Tegenstrijdige berichten van conducteurs. Reizigers naar verkeerd perron gestuurd. Chaos alom. Na lange tijd werd ons aangeraden met de stoptrein naar Zwolle te reizen. Misschien (!) zou dat sneller gaan. Wat te doen? Ik deed het maar en reisde in een sukkeldrafje tot Zwolle. Verder gingen er geen treinen richting Deventer. Dus informatie ingewonnen bij iemand met een rode pet.

Er zijn bussen ingezet naar Deventer, zei hij. Ja, waar staan die dan, vroeg ik. Ergens achter het station, was het antwoord. Ergens????? Ik liep met een loodzware koffer en moest verschillende hoge trappen op en af. De ervaring heeft mij geleerd dat in dat soort gevallen de NS de zoek-het-zelf-maar-uit-politiek hanteert. In mijn wanhoop deed ik wat ik altijd in noodgevallen doe: ik riep de hulp in van mijn beschermengel.

En daar was ze, mijn Guardian Angel. Dit keer heette ze Marieke en was ze vermomd als een jonge vrouw van in de twintig. Zij moest ook naar Deventer en moest dus ook die bus zien te vinden. Ze zag waarschijnlijk de wanhoop op mijn gezicht en knikte mij bemoedigend toe. Kom maar mee, zei ze, we komen er wel uit.

Wij samen naar de achterkant van het station. Trappen op en trappen af, want de liften waren overbezet. Aan de achterkant geen bus te zien. Ook geen roodpetten, ook geen pijlen, ook geen borden. Typisch NS dus. Wat was ik blij met Marieke. Na een tijdje vruchteloos zoeken keerden we weer terug naar de perrons. Weer een roodpet aangeschoten en wat zei deze man? Kijk, daar beneden staat de internationale trein, die kunt u nemen als u snel bent.

We renden de trap af naar de trein, waar we werden opgewacht door een lachende conductrice die ons nog herkende. We zaten amper of hij begon al te rijden. We waren dus gewoon precies op de goede tijd op precies de goede plek geweest. Stel je voor dat we hem net voor onze neus hadden zien wegrijden! Ja, achteraf gezien hadden we gewoon moeten blijven zitten. Maar dan had ik Marieke niet ontmoet en dan had ik niet een deel van de reis het aangename gezelschap gehad van een lieve, jonge vrouw.

In Deventer werd zij opgewacht door haar broer, maar zij hielp mij nog even met het vinden van de aansluiting naar Holten en samen brachten ze mij naar het perron.

Mag ik je een kus geven, Marieke, vroeg ik. Dat mocht.